voorzienbaar

Dutch

Etymology

From voorzien + -baar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌvoːrˈzin.baːr/
  • (file)
  • Hyphenation: voor‧zien‧baar

Adjective

voorzienbaar (comparative voorzienbaarder, superlative voorzienbaarst)

  1. foreseeable
    Synonym: voorspelbaar
    Antonym: onvoorzienbaar

Declension

Inflection of voorzienbaar
uninflected voorzienbaar
inflected voorzienbare
comparative voorzienbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial voorzienbaarvoorzienbaarderhet voorzienbaarst
het voorzienbaarste
indefinite m./f. sing. voorzienbarevoorzienbaarderevoorzienbaarste
n. sing. voorzienbaarvoorzienbaardervoorzienbaarste
plural voorzienbarevoorzienbaarderevoorzienbaarste
definite voorzienbarevoorzienbaarderevoorzienbaarste
partitive voorzienbaarsvoorzienbaarders
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.