onvoorzienbaar
Dutch
Etymology
From on- + voorzienbaar.
Pronunciation
- IPA(key): /ˌɔn.voːrˈzin.baːr/
Audio (file) - Hyphenation: on‧voor‧zien‧baar
Adjective
onvoorzienbaar (comparative onvoorzienbaarder, superlative onvoorzienbaarst)
- unforeseeable
- Synonym: onvoorspelbaar
- Antonym: voorzienbaar
Declension
| Inflection of onvoorzienbaar | ||||
|---|---|---|---|---|
| uninflected | onvoorzienbaar | |||
| inflected | onvoorzienbare | |||
| comparative | onvoorzienbaarder | |||
| positive | comparative | superlative | ||
| predicative/adverbial | onvoorzienbaar | onvoorzienbaarder | het onvoorzienbaarst het onvoorzienbaarste | |
| indefinite | m./f. sing. | onvoorzienbare | onvoorzienbaardere | onvoorzienbaarste |
| n. sing. | onvoorzienbaar | onvoorzienbaarder | onvoorzienbaarste | |
| plural | onvoorzienbare | onvoorzienbaardere | onvoorzienbaarste | |
| definite | onvoorzienbare | onvoorzienbaardere | onvoorzienbaarste | |
| partitive | onvoorzienbaars | onvoorzienbaarders | — | |
Derived terms
- onvoorzienbaarheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.