zienswaardig

Dutch

Etymology

From the gerund of zien + -s- + waardig.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌzinsˈʋaːr.dəx/
  • Hyphenation: ziens‧waar‧dig
  • Rhymes: -aːrdəx

Adjective

zienswaardig (comparative zienswaardiger, superlative zienswaardigst)

  1. (now rare) worth seeing
    Synonym: bezienswaardig

Inflection

Inflection of zienswaardig
uninflected zienswaardig
inflected zienswaardige
comparative zienswaardiger
positive comparative superlative
predicative/adverbial zienswaardigzienswaardigerhet zienswaardigst
het zienswaardigste
indefinite m./f. sing. zienswaardigezienswaardigerezienswaardigste
n. sing. zienswaardigzienswaardigerzienswaardigste
plural zienswaardigezienswaardigerezienswaardigste
definite zienswaardigezienswaardigerezienswaardigste
partitive zienswaardigszienswaardigers

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.