onopzettelijk

Dutch

Etymology

From on- (un-) + opzettelijk (intentional).

Pronunciation

  • (file)

Adjective

onopzettelijk (comparative onopzettelijker, superlative onopzettelijkst)

  1. accidental, inadvertent, unintentional

Inflection

Inflection of onopzettelijk
uninflected onopzettelijk
inflected onopzettelijke
comparative onopzettelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onopzettelijkonopzettelijkerhet onopzettelijkst
het onopzettelijkste
indefinite m./f. sing. onopzettelijkeonopzettelijkereonopzettelijkste
n. sing. onopzettelijkonopzettelijkeronopzettelijkste
plural onopzettelijkeonopzettelijkereonopzettelijkste
definite onopzettelijkeonopzettelijkereonopzettelijkste
partitive onopzettelijksonopzettelijkers

Adverb

onopzettelijk

  1. accidentally, inadvertently, unintentionally
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.