maaltijden

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈmaːlˌtɛi̯.də(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: maal‧tij‧den

Etymology 1

From maaltijd (meal) + -en.

Verb

maaltijden

  1. (intransitive, archaic) To take a meal, to eat at a mealtime.
Inflection
Inflection of maaltijden (weak)
infinitive maaltijden
past singular maaltijdde
past participle gemaaltijd
infinitive maaltijden
gerund maaltijden n
present tense past tense
1st person singular maaltijdmaaltijdde
2nd person sing. (jij) maaltijdtmaaltijdde
2nd person sing. (u) maaltijdtmaaltijdde
2nd person sing. (gij) maaltijdtmaaltijdde
3rd person singular maaltijdtmaaltijdde
plural maaltijdenmaaltijdden
subjunctive sing.1 maaltijdemaaltijdde
subjunctive plur.1 maaltijdenmaaltijdden
imperative sing. maaltijd
imperative plur.1 maaltijdt
participles maaltijdendgemaaltijd
1) Archaic.
Hyponyms

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

maaltijden

  1. plural of maaltijd
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.