bijwerken

Dutch

Etymology

From bij + werken.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈbɛi̯ʋɛrkə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: bij‧wer‧ken

Verb

bijwerken

  1. (transitive) to update (make something up to date)
    Ik moet mijn cv bijwerken voordat ik het naar de sollicitatie stuur.
    I need to update my resume before sending it for the job application.
    De website wordt regelmatig bijgewerkt met nieuwe informatie en artikelen.
    The website is regularly updated with new information and articles.
    Zorg ervoor dat je de software bijwerkt naar de nieuwste versie om beveiligingsproblemen te verhelpen.
    Make sure to update the software to the latest version to fix security issues.

Inflection

Inflection of bijwerken (weak, separable)
infinitive bijwerken
past singular werkte bij
past participle bijgewerkt
infinitive bijwerken
gerund bijwerken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular werk bijwerkte bijbijwerkbijwerkte
2nd person sing. (jij) werkt bijwerkte bijbijwerktbijwerkte
2nd person sing. (u) werkt bijwerkte bijbijwerktbijwerkte
2nd person sing. (gij) werkt bijwerkte bijbijwerktbijwerkte
3rd person singular werkt bijwerkte bijbijwerktbijwerkte
plural werken bijwerkten bijbijwerkenbijwerkten
subjunctive sing.1 werke bijwerkte bijbijwerkebijwerkte
subjunctive plur.1 werken bijwerkten bijbijwerkenbijwerkten
imperative sing. werk bij
imperative plur.1 werkt bij
participles bijwerkendbijgewerkt
1) Archaic.

Synonyms

Derived terms

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.