zuidwaarts

Dutch

Etymology

From Middle Dutch suutwaert. Equivalent to zuid (south) + -waarts (-wards).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈzœy̯t.ʋaːrts/
  • (file)
  • Hyphenation: zuid‧waarts

Adverb

zuidwaarts

  1. southwards

Descendants

  • Afrikaans: suidwaarts

Adjective

zuidwaarts (comparative zuidwaartser, superlative meest zuidwaarts or zuidwaartst)

  1. southward, southerly

Inflection

Inflection of zuidwaarts
uninflected zuidwaarts
inflected zuidwaartse
comparative zuidwaartser
positive comparative superlative
predicative/adverbial zuidwaartszuidwaartserhet zuidwaartst
het zuidwaartste
indefinite m./f. sing. zuidwaartsezuidwaartserezuidwaartste
n. sing. zuidwaartszuidwaartserzuidwaartste
plural zuidwaartsezuidwaartserezuidwaartste
definite zuidwaartsezuidwaartserezuidwaartste
partitive zuidwaartszuidwaartsers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.