vertrouwd

Dutch

Pronunciation

  • (file)
  • Rhymes: -ɑu̯t

Adjective

vertrouwd (comparative vertrouwder, superlative vertrouwdst)

  1. familiar

Inflection

Inflection of vertrouwd
uninflected vertrouwd
inflected vertrouwde
comparative vertrouwder
positive comparative superlative
predicative/adverbial vertrouwdvertrouwderhet vertrouwdst
het vertrouwdste
indefinite m./f. sing. vertrouwdevertrouwderevertrouwdste
n. sing. vertrouwdvertrouwdervertrouwdste
plural vertrouwdevertrouwderevertrouwdste
definite vertrouwdevertrouwderevertrouwdste
partitive vertrouwdsvertrouwders

Participle

vertrouwd

  1. past participle of vertrouwen

Inflection

Inflection of vertrouwd
uninflected vertrouwd
inflected vertrouwde
positive
predicative/adverbial vertrouwd
indefinite m./f. sing. vertrouwde
n. sing. vertrouwd
plural vertrouwde
definite vertrouwde
partitive vertrouwds
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.