uitkijken

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈœy̯tˌkɛi̯.kə(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: uit‧kij‧ken

Etymology 1

Compound of uit + kijken.

Verb

uitkijken

  1. (transitive) to watch (something) until the end.
    Ik wil deze film uitkijken voordat ik naar bed ga.I want to watch this movie until the end before I go to bed.
    Hij heeft het hele concert uitgekeken.He watched the entire concert.
    Kun je deze video voor me uitkijken en me laten weten wat je ervan vindt?Can you watch this video for me to the end and let me know what you think?
  2. (intransitive) to look out, to watch out, to be vigilant.
    Uitkijken! Er komt een auto aan.Watch out! A car is coming.
    Je moet uitkijken bij het oversteken van de straat.You should be vigilant when crossing the street.
    Ze keek uit terwijl ze door het donkere bos liep.She looked out as she walked through the dark forest.
  3. (transitive with naar) to look forward to.
    Ik kijk uit naar onze vakantie volgende maand.I look forward to our vacation next month.
    Zij kijkt uit naar de ontmoeting met haar oude vrienden.She looks forward to meeting her old friends.
    We kijken allemaal uit naar het feest van volgende week.We all look forward to the party next week.
Inflection
Inflection of uitkijken (strong class 1, separable)
infinitive uitkijken
past singular keek uit
past participle uitgekeken
infinitive uitkijken
gerund uitkijken n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular kijk uitkeek uituitkijkuitkeek
2nd person sing. (jij) kijkt uitkeek uituitkijktuitkeek
2nd person sing. (u) kijkt uitkeek uituitkijktuitkeek
2nd person sing. (gij) kijkt uitkeekt uituitkijktuitkeekt
3rd person singular kijkt uitkeek uituitkijktuitkeek
plural kijken uitkeken uituitkijkenuitkeken
subjunctive sing.1 kijke uitkeke uituitkijkeuitkeke
subjunctive plur.1 kijken uitkeken uituitkijkenuitkeken
imperative sing. kijk uit
imperative plur.1 kijkt uit
participles uitkijkenduitgekeken
1) Archaic.
Derived terms
  • kijkuit (cf. Kykuit, known also as the John D. Rockefeller Estate)

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

uitkijken

  1. plural of uitkijk

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.