stoepkrijten

Dutch

Etymology

From stoepkrijt + -en.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈstupˌkrɛi̯.tə(n)/
  • Hyphenation: stoep‧krij‧ten

Verb

stoepkrijten

  1. (intransitive, transitive) to draw or write in sidewalk chalk

Inflection

Inflection of stoepkrijten (weak)
infinitive stoepkrijten
past singular stoepkrijtte
past participle gestoepkrijt
infinitive stoepkrijten
gerund stoepkrijten n
present tense past tense
1st person singular stoepkrijtstoepkrijtte
2nd person sing. (jij) stoepkrijtstoepkrijtte
2nd person sing. (u) stoepkrijtstoepkrijtte
2nd person sing. (gij) stoepkrijtstoepkrijtte
3rd person singular stoepkrijtstoepkrijtte
plural stoepkrijtenstoepkrijtten
subjunctive sing.1 stoepkrijtestoepkrijtte
subjunctive plur.1 stoepkrijtenstoepkrijtten
imperative sing. stoepkrijt
imperative plur.1 stoepkrijt
participles stoepkrijtendgestoepkrijt
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.