onverzettelijk

Dutch

Etymology

From on (“un-”) +‎ verzetten (“to resist”) +‎ -lijk.

Pronunciation
  • IPA(key): /ɔnvərˈzɛtələk/
  • Audio(file)

Adjective

onverzettelijk (comparative onverzettelijker, superlative onverzettelijkst)

  1. tenacious, intransigent, obdurate

Inflection
Inflection of onverzettelijk
uninflected onverzettelijk
inflected onverzettelijke
comparative onverzettelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onverzettelijkonverzettelijkerhet onverzettelijkst
het onverzettelijkste
indefinite m./f. sing. onverzettelijkeonverzettelijkereonverzettelijkste
n. sing. onverzettelijkonverzettelijkeronverzettelijkste
plural onverzettelijkeonverzettelijkereonverzettelijkste
definite onverzettelijkeonverzettelijkereonverzettelijkste
partitive onverzettelijksonverzettelijkers—

Derived terms
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.