onderzouten

Dutch

Etymology

From onder- + zouten.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔn.dərˈzɑu̯.tə(n)/
  • Hyphenation: on‧der‧zou‧ten
  • Rhymes: -ɑu̯tən

Verb

onderzouten

  1. (transitive) to salt insufficiently, to put less salt in/on

Inflection

The weak past participle onderzout also occurs.

Inflection of onderzouten (weak with strong past participle, prefixed)
infinitive onderzouten
past singular onderzoutte
past participle onderzouten
infinitive onderzouten
gerund onderzouten n
present tense past tense
1st person singular onderzoutonderzoutte
2nd person sing. (jij) onderzoutonderzoutte
2nd person sing. (u) onderzoutonderzoutte
2nd person sing. (gij) onderzoutonderzoutte
3rd person singular onderzoutonderzoutte
plural onderzoutenonderzoutten
subjunctive sing.1 onderzouteonderzoutte
subjunctive plur.1 onderzoutenonderzoutten
imperative sing. onderzout
imperative plur.1 onderzout
participles onderzoutendonderzouten
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.