natuur
Afrikaans
Etymology
From Dutch natuur, from Middle Dutch nature, from Old French nature, from Latin nātūra.
Pronunciation
- IPA(key): /naˈtyr/
Audio (file)
Dutch
Etymology
From Middle Dutch nature, from Old French nature, from Latin nātūra.
Pronunciation
- IPA(key): /naːˈtyr/, [na(ː)ˈtyːr]
Audio (file) - Hyphenation: na‧tuur
- Rhymes: -yːr
Derived terms
- bovennatuur
- infuusnatuur
- natuurbehoud
- natuurbeschermer
- natuurbescherming
- natuurboter
- natuurdocumentaire
- natuurfilm
- natuurfilosofie
- natuurfilosoof
- natuurgebied
- natuurgeneeskunde
- natuurgetrouw
- natuurgids
- natuurgod
- natuurgodsdienst
- natuurhistorie
- natuurhistorisch
- natuurijs
- natuurinclusief
- natuurkenner
- natuurkennis
- natuurkracht
- natuurkunde
- natuurlandschap
- natuurlijk
- natuurmens
- natuurmonument
- natuuronderzoeker
- natuurpark
- natuurramp
- natuurrecht
- natuurreligie
- natuurreservaat
- natuurschoon
- natuurserie
- natuurstaat
- natuursteen
- natuurtalent
- natuurverschijnsel
- natuurvorser
- natuurvriendelijk
- natuurwacht
- natuurwet
- natuurwetenschap
- natuurwijn
- oernatuur
- speling der natuur
- tegennatuurlijk
- tweenaturenleer
- van nature
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.