meesterlijk

Dutch

Etymology

From Middle Dutch meesterlijc. Equivalent to meester + -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈmeːs.tər.lək/
  • (file)
  • Hyphenation: mees‧ter‧lijk

Adjective

meesterlijk (comparative meesterlijker, superlative meesterlijkst)

  1. brilliant, excellent
    Synonyms: briljant, geweldig, voortreffelijk, uitstekend
  2. (dated) masterly, pertaining to a master

Inflection

Inflection of meesterlijk
uninflected meesterlijk
inflected meesterlijke
comparative meesterlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial meesterlijkmeesterlijkerhet meesterlijkst
het meesterlijkste
indefinite m./f. sing. meesterlijkemeesterlijkeremeesterlijkste
n. sing. meesterlijkmeesterlijkermeesterlijkste
plural meesterlijkemeesterlijkeremeesterlijkste
definite meesterlijkemeesterlijkeremeesterlijkste
partitive meesterlijksmeesterlijkers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.