klimaat
Dutch
Etymology
From Middle Dutch climaet, from Middle French climat, from Old French climat, from Latin clima, from Ancient Greek κλίμα (klíma, “inclination”), from κλίνω (klínō, “to slope, incline”) (from which also cline), from Proto-Indo-European *ḱley- (English lean).
Pronunciation
- IPA(key): /kliˈmaːt/
Audio (file) - Hyphenation: kli‧maat
- Rhymes: -aːt
Noun
klimaat n (plural klimaten, diminutive klimaatje n)
- climate, long-term weather type
- climate, mentality
Derived terms
- bedrijfsklimaat
- bergklimaat
- ijsklimaat
- klimaatactivist
- klimaatadaptatie
- klimaatakkoord
- klimaatbeheersing
- klimaatbeleid
- klimaatbos
- klimaatcrimineel
- klimaatcrisis
- klimaatdrammer
- klimaatgevel
- klimaatgevoelig
- klimaatgevoeligheid
- klimaatgordel
- klimaatkanarie
- klimaatmars
- klimaatmitigatie
- klimaatneutraal
- klimaatregeling
- klimaatschieten
- klimaatspijbelaar
- klimaatstaker
- klimaatstaking
- klimaatverandering
- klimaatverdrag
- klimaatvluchteling
- klimaatwet
- klimaatwetgeving
- klimaatzone
- klimatologie
- klimatoloog
- landklimaat
- oorlogsklimaat
- vastelandsklimaat
- woestijnklimaat
- zeeklimaat
Descendants
- → Kwinti: klimaat
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.