ijlhoofdig

Dutch

From ijl (“empty”) +‎ hoofd (“head”) +‎ -ig.

ijlhoofdig (comparative ijlhoofdiger, superlative ijlhoofdigst)

Inflection of ijlhoofdig
uninflected	ijlhoofdig
inflected	ijlhoofdige
comparative	ijlhoofdiger
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		ijlhoofdig	ijlhoofdiger	het ijlhoofdigst het ijlhoofdigste
indefinite	m./f. sing.	ijlhoofdige	ijlhoofdigere	ijlhoofdigste
	n. sing.	ijlhoofdig	ijlhoofdiger	ijlhoofdigste
	plural	ijlhoofdige	ijlhoofdigere	ijlhoofdigste
definite		ijlhoofdige	ijlhoofdigere	ijlhoofdigste
partitive		ijlhoofdigs	ijlhoofdigers	—

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.