gevoelen

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /ɣəˈvulə(n)/
  • (file)
  • Rhymes: -ulən

Etymology 1

From Middle Dutch gevoelen, from Old Dutch *gefuolen, from Proto-Germanic *gafōlijaną. Equivalent to ge- + voelen.

Verb

gevoelen

  1. (transitive, formal) to feel
    Hij liet haar gevoelen dat ze welkom was.
    He made her feel welcome.
    Zij gevoelde zich gelukkig en tevreden met haar leven.
    She felt happy and content with her life.
Inflection
Inflection of gevoelen (weak, prefixed)
infinitive gevoelen
past singular gevoelde
past participle gevoeld
infinitive gevoelen
gerund gevoelen n
present tense past tense
1st person singular gevoelgevoelde
2nd person sing. (jij) gevoeltgevoelde
2nd person sing. (u) gevoeltgevoelde
2nd person sing. (gij) gevoeltgevoelde
3rd person singular gevoeltgevoelde
plural gevoelengevoelden
subjunctive sing.1 gevoelegevoelde
subjunctive plur.1 gevoelengevoelden
imperative sing. gevoel
imperative plur.1 gevoelt
participles gevoelendgevoeld
1) Archaic.
Synonyms

Etymology 2

From Middle Dutch gevoelen. Gerund of the verb gevoelen.

Noun

gevoelen n (plural gevoelens, diminutive gevoelentje n)

  1. feeling
    Hij had een warm gevoelen van liefde voor zijn familie.
    He had a warm feeling of love for his family.
  2. belief, faith
    Haar gevoelens over religie waren diepgeworteld.
    Her beliefs about religion were deeply rooted.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.