gelegenheid
Dutch
Etymology
From Middle Dutch gelegenheit. Equivalent to gelegen + -heid.
Pronunciation
- IPA(key): /ɣəˈleː.ɣə(n)ˌɦɛi̯t/
Audio (file) - Hyphenation: ge‧le‧gen‧heid
Noun
gelegenheid f (plural gelegenheden, diminutive gelegenheidje n)
- Occasion, opportunity.
- Ik heb nog niet de gelegenheid gehad naar je rapport te kijken.
- I have not yet had the opportunity to take a look at your report.
- Venue such as a restaurant.
- Mijn vaders restaurant is een populaire (uitgaans-)gelegenheid.
- My father's restaurant is a popular venue.
Derived terms
- gelegenheidsargument
- gelegenheidscoalitie
- gelegenheidsdichter
- gelegenheidsdief
- gelegenheidsgedicht
- gelegenheidskleding
- gelegenheidspoëzie
- horecagelegenheid
- uitgaansgelegenheid
- wasgelegenheid
- werkgelegenheid
- zwemgelegenheid
Descendants
- Negerhollands: gelegenheit, gelegenheid
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.