duurzaam

Dutch

Etymology

From duren + -zaam.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈdyːr.zaːm/
  • (file)
  • Hyphenation: duur‧zaam

Adjective

duurzaam (comparative duurzamer, superlative duurzaamst)

  1. durable
  2. sustainable

Inflection

Inflection of duurzaam
uninflected duurzaam
inflected duurzame
comparative duurzamer
positive comparative superlative
predicative/adverbial duurzaamduurzamerhet duurzaamst
het duurzaamste
indefinite m./f. sing. duurzameduurzamereduurzaamste
n. sing. duurzaamduurzamerduurzaamste
plural duurzameduurzamereduurzaamste
definite duurzameduurzamereduurzaamste
partitive duurzaamsduurzamers

Derived terms

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.