doop
English
Dutch
Pronunciation
- IPA(key): /doːp/
Audio (file) - Hyphenation: doop
- Rhymes: -oːp
Etymology 1
From Middle Dutch dôpe, from Old Dutch dōpa, from Proto-Germanic *daupō. Equivalent to a deverbal from dopen.
Noun
doop m (plural dopen, diminutive doopje n)
- baptism
- Synonym: doopsel
- Doop door besprenkeling staat niet in de Bijbel onderwezen.
- Baptism by sprinkling is taught not in the Bible.
- Er zijn vele verschillende dopen in de Bijbel en maar een paar zijn met water.
- There are many different baptisms in the Bible and only a few are with water.
- christening
- (Belgium) hazing
Synonyms
- (hazing): ontgroening (Netherlands)
Derived terms
- (baptism):
- dompeldoop
- doopbelofte
- doopbewijs
- doopboek
- doopbrief
- doopceel
- doopdag
- doopfeest
- doopformulier
- doopgenade
- doopgetuige
- doopheffer
- doophek
- doophuis
- doopjurk
- doopkapel
- doopkerk
- doopkind
- doopkleed
- doopliturgie
- doopmaal
- doopmoeder
- doopnaam
- doopplechtigheid
- doopregister
- doopritus
- doopsgezind
- doopvader
- doopvont
- dopeling
- kinderdoop
- nooddoop
- vuurdoop
- waterdoop
- wederdoop
- (hazing): studentendoop
Etymology 2
See the etymology of the corresponding lemma form.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.