consumeren
Dutch
Etymology
From Middle Dutch consumeren, from Middle French consumer, from Old French consumer, from Latin cōnsūmō.
Pronunciation
- IPA(key): /kɔnsyˈmeːrə(n)/, /kɔnzyˈmeːrə(n)/
Audio (file) - Hyphenation: con‧su‧me‧ren
- Rhymes: -eːrən
Verb
consumeren
- (transitive) to consume, to use
- Synonym: verbruiken
- Het is belangrijk om gezond voedsel te consumeren voor een evenwichtig dieet.
- It is important to consume healthy food for a balanced diet.
- De elektrische apparaten consumeren veel energie.
- The electrical appliances consume a lot of energy.
- Het is verstandig om niet te veel suikerhoudende drankjes te consumeren.
- It is wise not to consume too many sugary drinks.
- (transitive) to consummate a marriage
- Synonym: voltrekken
- Na het huwelijk werden ze verwacht de relatie te consumeren om hun huwelijk officieel te maken.
- After the wedding, they were expected to consummate their relationship to make their marriage official.
- In sommige culturen wordt verwacht dat het paar hun huwelijk onmiddellijk na de ceremonie consumeert.
- In some cultures, the couple is expected to consummate their marriage immediately after the ceremony.
- Het was een ouderwetse opvatting dat een huwelijk pas geldig was nadat het was geconsumeerd door het paar.
- It was an old-fashioned belief that a marriage was only valid after it had been consummated by the couple.
Inflection
Derived terms
Related terms
- consommatie
- consument
- consumptie
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.