aanschrijven

Dutch

Etymology

From Middle Dutch aenscriven. Equivalent to aan + schrijven.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈaːnˌsxrɛi̯.və(n)/
  • (file)
  • Hyphenation: aan‧schrij‧ven

Verb

aanschrijven

  1. (transitive, intransitive, with recipient as indirect object, formal) to write to (often of formal requests)
  2. (transitive, archaic) to write (down), to commit to writing
  3. (transitive, figurative) to write down, to consider

Inflection

Inflection of aanschrijven (strong class 1, separable)
infinitive aanschrijven
past singular schreef aan
past participle aangeschreven
infinitive aanschrijven
gerund aanschrijven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular schrijf aanschreef aanaanschrijfaanschreef
2nd person sing. (jij) schrijft aanschreef aanaanschrijftaanschreef
2nd person sing. (u) schrijft aanschreef aanaanschrijftaanschreef
2nd person sing. (gij) schrijft aanschreeft aanaanschrijftaanschreeft
3rd person singular schrijft aanschreef aanaanschrijftaanschreef
plural schrijven aanschreven aanaanschrijvenaanschreven
subjunctive sing.1 schrijve aanschreve aanaanschrijveaanschreve
subjunctive plur.1 schrijven aanschreven aanaanschrijvenaanschreven
imperative sing. schrijf aan
imperative plur.1 schrijft aan
participles aanschrijvendaangeschreven
1) Archaic.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.